Archive for the ‘Ploegpraat’ Category

Het hofje van Schoonoord

Friday, January 15th, 2016

Mensen zoals ik zijn wellicht een beetje gestoord, als ze op de wc zitten lezen ze zelfs het wc papier. Op zoek naar een artikel in de oude krant lees je die ook meteen helemaal door. Zo stond er in 1868 een berichtje in de krant dat mijn aandacht trok. Het hofje van Schoonoord? Waar mag dat wel niet wezen?

tanja3046 tanja3047

Tja nieuwsgierige mensen staat dan maar één ding te doen. De zoekmachines van internet, Delpher en gemeentearchief Den Haag aan het werk zetten. Buiten bovenstaande bericht vond ik in oude kranten nog een volgend bericht m.b.t. het Schoonoord hofje.

tanja3048

Marcel van Apeldoorn vind bij dit artikel nog het volgende voorgaande artikel.

tanja3073

Tot zover de oude kranten, het gemeente archief zelf levert weinig informatie op. We weten dat het Hofje aan de Noordwal ligt, maar de exacte plaatsbepaling is onbekend. Ook overzichten in Wikipedia over Haagsche hofjes zwijgen. Het weinige dat we vinden is een medisch rapport.

tanja3049

En in het jaarboekje van de Geschiedkundige vereniging “Die Haghe” vind ik  het volgende bericht.

tanja3050

Het jaarverslag van de Gemeenteraad geeft ons de volgende informatie

tanja3072

Het Hofje bevindt zich dus tegenover de in 1907 weggehaalde Norton waterpomp. We kunnen nu dus zoeken in de Beeldbank van het HGA naar een pomp op de Noordwal, maar hoe ziet zo’n Norton pomp er eigenlijk uit. Het zoekt wat makkelijker als je weet waar je naar moet kijken.

tanja3051

Nou vind dat maar eens terug op een foto. Ik doe mijn best op een best karig aantal foto’s een pomp te ontdekken. Vind zelfs iets dat een pomp zou kunnen zijn, maar hij lijkt niet erg op voorgaande foto van een Norton pomp.

tanja3052

Dan lijkt het moment zinvol om naar de andere locaties te kijken waar in 1907 de pomp is weggehaald. Misschien zegt ons dat iets meer. Op een ansichtkaart van de Frederikstraat vinden we de pomp terug en zowaar hij lijkt als twee druppels water op de pomp aan de Noordwal. Nu is dus ook de locatie van het hofje bekend.

tanja3053

De uitgezoomde foto van de beeldbank toont ons de lokatie. Iets verder dan de trapjesbrug ter hoogte van de Helmerstraat.

tanja3054

Op de kaart van 1900 is dat dus het witte vlekje bij de bewaarschool aan het Noordeinde en de school aan de Bakkerstraat.

tanja3055

Vanuit de lucht gezien brengt ons dicht bij het hofje.

tanja3058

tanja3059

tanja3060

In aansluiting op bovenstaande zoek ik nog naar de huisnummers, het jaar van ontstaan, de naamgeving, bewoners en meer. tot die tijd wil ik u een artikel uit de Telegraaf  van 1897 u niet onthouden.

Overgenomen uit de Telegraaf 1897
Haagsche hofjes.

Uit Den Haag wordt ons geschreven: Deze titel baart zorg. De zetter zal van hofjes, hopjes maken. En de corrector zal de fout over het hoofd zien. Om deze zorg van mij af te wentelen begin ik met de mededeeling dat hofjes wel degelijk zijn bedoeld, en de zwarte, harde zoetigheden waaraan baron Hop — of was hij Graaf — zijn naam gaf, niet het onderwerp uitmaken van hetgeen volgt: Het woord .hofje” is in Den Haag weleer, evenals elders, uitsluitend gebezigd voor een recht, met afzonderlijke tuintjes (hofjes) voorziene woningen, waarin ouden van dagen of hulpbehoevenden om niet of voor weinig geld huisvesting vonden. Ook hier zijn er van die liefdadige hofjes, maar hun aantal is betrekkelijk gering, tien in het geheel. Al de andere met dezen naam onderscheiden buurtjes zijn kleine of groote reeksen arbeiderswoningen. In de zeer opmerkelijke arbeid, uitgegeven door de vereniging tot verbetering van den gezond heidstoestand over de sterftecijfers van Den Haag, in de jaren 1885 — 1894, onlangs verschenen, wordt aan deze hofjes beschouwing gewijd. De arbeider-woningen, welke als zoodanig worden aangeduid, hebben een enkel punt van overeenkomst met de liefdadige hofjes. In den regel bestaat zo een hofje uit een reeks gelijksoortige kleine woningen met een open ruimte die in afzonderlijke kleine vakjes is verdeeld. In het oude stadsgedeelte zijn deze hofjes gebouwd op terreinen welke te voren tuinen van heerenhuizengeweest waren, in een van deze huizen wordt dan een kleine doorgang gemaakt, die tot toegang naar het hofje dienst doet. In de nieuwe wijen hebben de huizen veelal geen of zeer kleine tuinen en is de vierkante ruimte, die te midden van de huizenrijen van vier loodrecht op elkaar uitlopende straten openbleef,van den beginne met Hofjes volgebouwd. Hier zijn in den regel de toegangen van de straat ruimer, maar meer dan één toegang is uitzondering, zoodat elk zoodanig buurtje een keerweer is. In enkele gevallen, vooral in de oude stad, konden er geen tuintjes overschieten, zoodat men hofjes bouwde zonder hofje (tuintjes). Er zijn 9497 bewoonde of onbewoonde hofjeswoningen, bijna 10.000 woningen dus waarvan de huisnummers niet aan de openbare straat zijn te vinden. In die hofjes wonen 39426 personen. Men rekent de arbeidersbevolking van den Haag, zonder Scheveningen op 55.000 personen, ongeveer twee vijfden der bevolking. Ruim 70 percent van deze twee vijfden woont in de hofjes en ‘t mag met ingenomenheid erkend worden, de arbeider wordt er in den regel oneindig beter dan in de hoge huizen in smalle straten; hij woont er gezelliger, aangenamer, en door de verspreiding dezer kwartieren over geheel de stad ontbreekt een zoogenaamde arbeiderswijk, een niet aanbevelenswaardige exclusivisme. Dat woningen met tuintjes zijn natuurlijk ‘t meest te verliezen, en woningen mot de beneden en boven-vertrekken, als is ‘t ook bij afzonderlijke verhuring zij hygiënisch beter dan woningen zonder verdieping, zooals veelal in de hofjesworden aangetroffen. En hygiënisch zou ‘t ook beter zijn als er meer dan een toegang was, want de verborgenheid der hofjes strekt daaraan niet ten voordeele. Te veel menschen in een beperkte ruimte, onvoldoende bestrating en een niet aan de hoogste eischen voldoend rioolstelsel, gebrekkige straatverlichting en verwaarloozing van reinheid zijn schaduwzijden van deze Haagsche hofjes, echter lang niet van alle. De twee hier bestaande Verenigingen voor den bouw van arbeiderswvoningen, een van 1854 en een van 1880, hebben wel het beste geleverd. Heel Den Haag lijkt wel een oude-vrouwenhof ja, wanneer men in het voorwoord tot het belangrijke en veelomvattende statistieke werk, waaraan een en ander is ontleend, leest dat deze arbeid niet alleen verricht is zonder officieels hulp der gemeente, maar dat zelfs, voor verloonde hulp door ambtenaren der gemeente, de kosten moesten worden betaald, nadat subsidie was geweigerd! Blijkt uit het cijferwerk een dalend sterftecijfer, er blijkt ook een dalend geboortecijfer, en dat is niet prettig voor de verloskundigen. Er zijn In 1891 ruim 1100 kinderen minder geboren dan in verhouding tot de bevolking had mogen worden verwacht. De aanwas der bevolking is dan ook voor meer dan 50 percent toe te schrijven aan vestiging. Dat er naast het Hof in de residentie zoovele hofjes zijn, is zeker in Den Haag niet zoo algemeen bekend, dat ‘t der vermelding overwaard zou zijn. 

Afbeeldingen en de overname van het artikel zijn afkomstig uit Google afbeeldingen, Haags Gemeentearchief en Delpher, van de Koninklijke Bibliotheek. De afbeeldingen zijn verkregen door het maken van screendumps.

In geval van Nood

Friday, March 8th, 2013

Zo er zit al weer wat tijd tussen de laatste post en deze. Foei? Ach het managen van websites vraagt zijn tijd en veel tijd is besteed aan andere delen van onze website. Met name onze fotohoek is behoorlijk uitgebreid met foto’s uit Eindhoven en Den Haag. Daarnaast had ik het plan opgevat om eens lekker naar Parijs te gaan met on drieën om energie en cultuur op te doen. Helaas is ons alle drie een kortstondig ziekbed niet bespaard gebleven nadien. Twee maal een lichte vorm van voedsel vergiftiging en eenmaal een echte griep. Zo’n griep slaat je toch wel een week of twee van de wereld af en pas sinds vandaag voel ik mij weer op en top.

Maar we zijn dus naar Parijs geweest met eigenlijk alleen maar de bedoeling een uitgebreid bezoek af te leggen aan het Louvre en aan Musee ‘dOrsay. Voor twee van ons was het een herhaald bezoek en Bon was er nog nooit geweest. Zoekend naar goedkope reis en overnachting kwamen we uit op 5 dagen met van Nood op sjouw. Eigenlijk is dit geheel verzorgd, maar je bent niet verplicht om aan de programma’s mee te doen. Nu was ik nog nooit met een bus op stap geweest, maar voor alles moet een eerste keer zijn. Ik kan me nog wel dagtochten herinneren uit mijn jeugd van Valkenburg naar Monschau, maar een meerdaagse bustocht was echt voor het eerst. Voor ons allemaal, trouwens. Op vakantie gaan was toch eigenlijk iets dat je met een vliegtuig of met auto doet. Ik moet zeggen het comfort was prima in de bus. Ik had een redelijke beenruimte.

IMG00560-20130211-1116zzzzzvzndzaag052

Wel wilde ik omdat wij met van Nood reisden meteen de hamer uitnemen en de ruit inslaan, maar mijn dochters lieten dit niet toe.  Omdat we niet zo’n georganiseerde reisdeelnemers zijn zal ik mij niet inlaten met commentaar op de begeleiding. Het nut echter van een mp3 speler is echter bewezen en spijt van het feit dat we alleen zijn heen gereisd en teruggereisd hebben we zeker niet. De 5 dagen zoals wij ze hebben ingedeeld was heenreis, ‘d Orsay, Louvre met late opening, donderdag zien we wel en vrijdag terug. Alle prima voorbereid behalve het vegetarische eten. Ik dacht dat onze vegetariër dat wel had gedaan, maar dat had ik mooi mis. Eten vind ik trouwens nooit zo belangrijk, ik consumeer liever kunst. Op dinsdag hebben het gehele of vrijwel gehele ‘d Orsay genomen met veel tijd voor Le Moulin de la Galette van Renoir. Dit is in het echt veel betoverender dan alle plaatjes, posters en puzzels bij elkaar.

De volgende dag was Louvre dag. 11 uur binnen en ik meen 21:30 er uit gejaagd. Heerlijk maar wat een pracht bijeen. Uiteraard zijn we Mona Lisa niet vergeten, maar het Chinese gedrang is onbegrijpelijk en hoogst irritant. Deze mensen hebben het echt niet begrepen. Tien rijen dik voor dat glas en dan zich naar voren duwen al “solly”roepen. dan de camera, telefoon, smartfoon, tablet of anderszins omhoog. Even uitlijnen en klik en weer weg. 5000 km reizen enkele reis om een digiplaatje van misschien wel 16 megapixels van de Mona Lisa te maken. Neen waarde Chinois, je staat er dan echt eindelijk voor en dan moet je hem als het ware in je opzuigen, een kans die je maar één maal in je leven krijgt. Natuurlijk krijgt de eerste de beste Chinees die mij solly opzij duwt de wind van voren. Een lesje in cultuur, zullen we maar zeggen. Wat een idioten. De meesten of weer anderen zien we even terug bij de Venus van Milo. De rest van de dag heb je er geen last van. Op de etage van de Hollandse en Vlaamse meesters is het helemaal rustig.  Alleen het zaaltje met Rembrandts heeft wat aandacht van een Franse school en wat Nederlanders. Wij hebben ze echter wel met egards behandeld want Nappie heeft er heel wat gesnaaid. Het kantklossertje van Vermeer hangt er mooi bij en de Veestapel van Potter en aal die andere waren ook present. Ondanks onze lange dag niet alles kunnen zien. Een deel was dicht, een deel hangt in Louvre te Lens en we zijn een stukje grieks aardewerk vergeten. Wel een stukje van de Friezen van het Parthenon gevonden, met die uit het National in London en Athene zelf heb ik nu de meeste brokken wel gezien. Het eten gaat weer lekker mis, alle restaurants zijn dicht om acht uur en dan maar een klein hapje onder de piramide en snel nog Egypte en de resten van het middeleeuwse Louvre.

IMG00688-20130213-1153En dan die “handjes de lucht in”

Laatste hele dag besteed aan een bezoek aan het graf van Napoleon en het wereldoorlogenmuseum voor een beter beeld over het hoe en waarom van de eerste wereldoorlog, gevolgd door een wandeling naar de Eiffeltoren, arc de triomph en de Champs. Gegeten (eindelijk) bij Wilsons. Volgende dag nog even de arc op en weer terug naar Nederland.

 

Herman van Aken

Monday, November 19th, 2012

Soms heb je een leuk idee maar strand je meteen bij de titel. Wordt het Drientje, Drientjes zwanenzang of gewoon Herman van Aken? Het laatste is het dus geworden.  Bij het overlijden van mijn moeder heb ik een vijftal verhuisdozen gevuld met dingetjes. Niet veel waarde, soms emotionele waarde ach je weet het soms niet. De dozen staan al zo’n 2,5 jaar vrijwel onaangeroerd. Zeker wist ik dat ik er ook een paar simpele boekensteunen in had gedaan en die kwamen nu van pas. Snel heb ik ze opgezocht. Hoezo snel. Je pakt toch van alles beet en dan denk je o, ja. Zo ook bij het boekje Zwanenzang van Herman van Aken. Zijn derde boekje van de trilogie en met een opdracht aan ons gezin.

Herman van Aken voor wie hem niet kende of voor wie nog nooit van hem gehoord had, was een bekende Haagse dierenarts met praktijk in de van Hogendorpstraat.  Bekend was hij om zijn onorthodoxe manier van werken en zijn klantenkring die dierenbezitters uit Rotterdam, Westland en Maasluis omvatte. Bovendien keek hij niet zo op vaste uren, zodat hij een groot deelvan zijn klantenpopulatie ook terugvond achter de “Haagsche Ramen”. In 1960 heeft hij een aantal wetenswaardigheden en koddige verhalen uit zijn praktijk opgetekend in het boekje  Veterinaire Fantasie, 10 jaar later in 1970  gevolgd door een tweede boekje Humor in de praktijk en zijn trilogie maakte hij 3 jaar later vol toen hij de leeftijd der zeer sterken had bereikt (80) . Dit laatste boek van zijn trilogie heet Zwanenzang en dat is dus het boekje dat voor mij ligt. In de KB ligt er ook een exemplaar van en naar mijn weten heeft alleen nog het gemeentearchief de beschikking over alle drie de boekjes.

Dat ons exemplaar een opdracht heeft voor ons en door hem getekend is, is niet zo heel vreemd. Dat komt dan weer door Tante Stien.  Zij woonde ook  in de Hogendorpstraat. Tante Stien, een tante van mijn vader had een speciale band met ons omdat mijn vader voor zijn huwelijk met mijn moeder bij haar inwoonde. Dat was toen nog in de van Ravensteinstraat in het hofje.(foto) Toen dat huis te slecht werd hebben wij Tante Stien verhuisd naar de van Hogendorpstraat, in de nog niet zo lang geleden gerestaureerde hofjeswoningen. Tante Stien had een hondje dat luisterde naar de naam Drientje. Ook al een krasse bejaarde.

Toen het telefoontje kwam van Tante Stien dat het niet helemaal goed met Drientje ging, beloofde mijn vader na het werk “bij de gemeente” naar de van Hogendorpstraat te gaan. Het was inderdaad niet goed gesteld met Drientje en dus lag natuurlijk een bezoekje aan dokter van Aken voor de hand. Per slot was het  geen 150 meter verschil tussen de schamelijke hofjeswoning en het wat verwaarloosde herenhuis van de dokter. Met Drientje meer dood  dan  levend kwam pa bij van Aken aan.

Aanbellen , door de smalle gang vol met koper en bronswerk naar de wachtkamer en vervolgens naar de achter(behandel)kamer.  Neen, zei van Aken, ik kan niet toveren, alleen maar een spuitje geven, en voor hij het gezegd had zat de naald al in Drientje en blies Drientje haar allerlaatste adem uit.

Wil je hem nog meenemen vroeg van Aken aan mijn vader, die het verhaal aan tante Stien ook zo wel moeilijk genoeg vond en zich al helemaal niet over straat zag lopen met een dode hond en een honderiem. Neen , zei Pa dus en van Aken zei op zijn beurt; o, dan zorg ik er wel voor, liep om de behandeltafel heen, opende de openslaande tuindeuren, pakte Drientje bij de vier poten en met een enorme zwieper belandde Drientje ergens achter in de tuin tussen de struiken.

Zo was van Aken, en als ik stiekem zijn trilogie doorblader komen al die verhalen van hem tot leven. Het hoertje dat in een Rolls voor kwam rijden, met één boxer naar binnen ging en er met 12 weer uitkwam, de wiebeltax van Witteveen, de vrije sex, de beginjaren van de tv, de naamsverbasteringen,  kortom het verhaal van mensen met dieren, verteld op een soms wat spottende meestal ironische  manier. Ik denk dat ik de eerste twee deeltjes ook weer ga opsnorren.

Want het was toch wel een monument van zijn tijd die Herman van Aken.

Artefacten uit onze vaderlandse geschiedenis.

Tuesday, September 11th, 2012

Het enige en waarachtige verhaal over mijn zoektocht naar artefacten uit onze vaderlandse geschiedenis.

Onderstaand verhaal is een samenvatting van de onderzoekingen van 2003 t/m 2011, zoals beschreven op mijn website 3xploeg.com. aangevuld met recente ontwikkelingen en onderzoeken.

De jeugdjaren

Als kleine Haagse jongen was ik vaak in Delft te vinden. Delft was vanuit de Haags-Rijswijkse grens waaraan wij woonden vrij eenvoudig te bereiken via de Lange Kleyweg, waar ik ook nog op school heb gezeten. De route langs de Lange Kleyweg, het kipbruggetje (dubbele hangbrug), de Calvéfabriek en de stank van de Koninklijke Gist en Spiritusfabrieken, langs de molen naar de Binnenwatersloot. Bij de patattent kon je softijs kopen per kwartliter in een plastic drankbekertje. Het was een regelmatige tocht op zondagen. In Delft zelf was veel te doen en te zien, buiten het onvermijdelijk struikelen over de toeristen. Een van mijn geliefde plekjes was de Prinsenhof, waar je, je vingers kon steken in twee gaten in de muur. Die gaten waren kogelgaten veroorzaakt door de kogelinslag ten tijde van de moord op de vader des vaderlands. Tenminste zo gaan de verhalen. Wie een beetje logica in zich heeft, vind die kogelgaten toch wel erg laag zitten in verhouding met de hoogte van de wonden van de Prins van Oranje. Ik herinner me uit deze bezoeken een plek uit het gebouw die me lang heeft bezig gehouden. Vlak voor de werkkamer van de Prins van Oranje, tegenover een deur naar een grotere zaal hing namelijk een klein schilderij. Dit schilderij boeide mij hevig, ik kon mij er eenvoudigweg niet van losscheuren .

Kipbruggetje bij Calvé te Delft

Als ik graaf in mijn geheugen stelde het een soort van keukenruimte voor met rechts een schouw en op de achtergrond een muur met raam of deur waardoor natuurlijk licht naar binnen kwam. Lang heb ik naar dit schilderij gekeken. Niet om de schouw of raam dan wel deur, maar door de wijze van aankijken van een op dit werk geschilderde vrouw. Het was bijna alsof we contact hadden, lange tijd heb ik versteend in haar ogen staan kijken. Totdat ik dacht dat, dit te zeer ging opvallen. Ik ging verder naar de werkkamer van de prins en keek uit het raam. Door het zien van de positie kon ik altijd weer terug naar het schilderij. Ik wist immers nu precies waar het hing. Op de terugtocht uit de kamer er nog eens langdurig naar staan kijken. Later ben ik er nog eens terug geweest, maar aan de muur hing niets meer. Het leek ook wel of er nooit iets had gehangen. Ik heb het nooit meer terug gezien, al onderneem ik nog wel eens pogingen in het achterhalen van dit schilderij.

Mijn jeugd ging voorbij, zoals jeugden dat helaas plegen te doen. Ik verhuisde op de leeftijd van 21 jaar naar omgeving Eindhoven. Cultureel gezien een dood gebied, vergelijkbaar met gaan zwemmen in de Sahara. Met nieuw verworven vriendinnen kwam het dan ook regelmatig voor dat ik naar Zuid Holland terug ging. Zo’n beetje alle musea werden afgelopen en uiteraard werd het Prinsenhof niet vergeten. Nog later ging ik steeds vaker boeken kopen, over Den Haag, over de geschiedenis, en alle sloopbewegingen van overijverige wethouders en projectontwikkelaars. Stukje bij beetje werd ongeveer alles uit mijn eigen leven afgebroken. Het ziekenhuis (Zuidwal) waar ik geboren ben en drie van de vier huizen waar ik in Den Haag gewoond heb. Ik weet niet of dat uiteindelijk het startsignaal is geweest, maar steeds intenser begon ik te zoeken naar artefacten van 200 jaar Ploeg in Nederland en passant de geschiedenis van de stad en wijde omgeving meenemend.

Ledeganck

Op enig moment raakte ik in het bezit van het boek Physiologie van een Hagenaar uit 1843, geschreven door een Hagenaar, achter wie volgens velen Ledeganck schuil ging. Vroeger hadden ze ook humor maar een specifieke passage uit het boek liet mij niet meer los.

 

” Die onderste stat es jammerlike”
zo bespreekt de schrijver , onder vele klanken, van ach en wee de begane grond van het Mauritshuis in Den Haag. Toen en ook nu een museum. Alle rariteiten in koninklijk bezit werden hier tentoongesteld op de onderste verdieping. De bovenverdieping bevatte destijds de schilderijencollectie. Onder al die rariteiten oder andere het hemd van Willem III, speeltuig van tsaar Peter en de “pistoolen van Balthasar Gerards”. Hé denk ik dan. De pistolen van Balthasar Gerards?  De pistolen van Balthasar, die heb ik nog nooit gezien. Hoe graag zou ik deze eens aanschouwen. Aanschouwen, bij voorkeur op de plek waar de kogels uit deze pistoolen zo noodlottig de geschiedenis van de Lage Landen schreven. Aldus maar eens gemaild met de toenmalige bezitter ” Het Mauritshuis”. De conservator mailde mij een alleraardigst berichtje terug, maar kon mij niet verder helpen. Ooit was de boel overgedaan en uiteindelijk beland in het Rijksmuseum.

Zo begon stiekem een zoektocht die ergens in 2003 begon en uiteindelijk voortduurde tot juli 2012. Er zijn vele mailwisselingen, briefwisselingen en bezoeken her en der aan leeszalen voor nodig geweest om uiteindelijk wat licht in de duisternis te scheppen. Of het enige en werkelijke verhaal is, ach wat is waarheid. Ik ben er echter van overtuigd dat we niet veel dichter bij de waarheid kunnen komen dan zoals ik nu ga ontrollen.

Rijksmuseum

We beginnen in 2004 als het Rijks op een van mijn mails als volgt reageert.
De pistolen van Balthasar Gerards bevinden zich voor zover ons bekend niet in de collectie van het Rijksmuseum. Ik (conservator Rijksmuseum) weet ook geen andere collectie in Nederland waar deze zich wel zouden kunnen bevinden. In de negentiende eeuw was er een ware rage in het verzamelen en presenteren van voorwerpen die een historische herkomst zouden hebben, maar vaak niet de juiste ‘papieren’ hadden. In de twintigste eeuw zijn veel van deze voorwerpen ontmaskerd. Mogelijk is dat in dit geval ook zo en is de toeschrijving aan Gerards verloren gegaan. Mocht u over meer informatie beschikken over deze pistolen dan houd ik mij aanbevolen.

Nou veel meer informatie had ik niet, maar ik heb het gedurende de jaren 2004 tot en met 2006 geprobeerd bijeen te brengen. Waarom? Wel er hadden in het koninklijk kabinet pistoolen gelegen (die wellicht zouden hebben toebehoord aan…) Maar of dat eigendom nu wel of niet bewezen is , met of zonder de juiste papieren,  een ding is wel zeker. Er hebben daar twee “pistoolen” gelegen, waar zijn die gebleven?
Zo komen we in een splitsing van de vraag in de volgende tweevragen. Wat is er in 1584 gebeurd met de moordwapens? Wat is er gebeurd met de Pistoolen die in de 19e eeuw zijn tentoongesteld en waarvan men aannam dat deze van Balthasar waren?

Een vraag die niet alleen mij bezig hield, door de jaren heen zijn er meerdere mensen geweest. Er komt weer een mailtje van het Rijks naar aanleiding van een vraag.

In de korte handleiding ter bezichtiging der verzameling van zeldzaamheden in het koninklijk kabinet, met een opsomming van 744 nrs heb ik (conservator) de pistolen niet kunnen vinden. Dit maakt de vraag of de pistolen destijds daadwerkelijk overgebracht zijn naar het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst minder zeker. In deze beperkte catalogus ontbreekt echter een klein aantal nummers. Mocht u over een andere bronvermelding beschikken dan is dat uiteraard interessant en levert dit wellicht nieuwe inzichten op.
Navraag bij mijn collega’s van het Legermuseum in Delft heeft ook geen aanvullende informatie opgeleverd. Een ieder is er overigens van overtuigd dat mochten deze pistolen er nog zijn, ze dan uiteraard een plek zouden verdienen in het Prinsenhof te Delft. Het grote historische belang gecombineerd met het feit dat in de grote musea geen bekendheid is met het nog bestaan van deze pistolen, geeft echter weinig hoop. Maar wie weet.

O, hoe mooi zou het zijn, als …

Er volgt zelfs een telefoongesprek met het Rijks.
In dit telefoongesprek met het Rijks werd wel weer gewag gemaakt van pistolen maar die zouden Willem van Oranje zelf hebben toebehoord. Ook schijnt er compleet met lood (van de kogel??) een kleed te zijn dat Willem van Oranje droeg op het moment dat hij Gerards tegen het lijf liep. (Of was dit nu weer het hemd van Willem III waarvan gewag wordt gemaakt).Volgens mijn bron in Amsterdam is het ook zo dat pistolen in die tijd een kostbaar bezit waren.

Je zou dus aan kunnen nemen dat Gerards die zelf heeft meegenomen tijdens zijn vlucht, die overigens niet lang duurde, voor hij bij de stadsmuur werd overmeesterd. Ze hebben hem later flink te pakken genomen in het “Steen” en nog later op de markt dat is bekend. Volgens mij is het aannemelijk te maken dat hij de of het leeggeschoten pisto(o)l(en) heeft gelaten waar ze waren en dat ze zo in koninklijk bezit kwamen. Misschien is er iets geschreven toen de verzameling in koninklijk bezit werd overgedragen aan het Mauritshuis? In ieder geval zal het in Amsterdam makkelijker speuren zijn als er een opgave is van materialen die van het Mauritshuis naar Amsterdam zijn gegaan. Kortom de kans dat ze zomaar even van de plank gepakt kunnen worden is verkeken, maar er zijn nog vragen en er is nog hoop. Laten we eerst zoeken naar de antwoorden op de talloze vragen en vaagheden in deze alinea. De toedracht van de moord en de vlucht en een ingang naar de gegevens rondom het vertrek van de collectie in Den Haag.

De toedracht van de moord

Over de toedracht van de moord is veel geschreven, heel veel geschreven. In detail zijn bijna alle verhalen verschillend. Het slachtoffer en de dader zijn in alle omstandigheden nog wel gelijk. Ook over de vlucht van Balthasar is veel geschreven en ook in vele variaties. Waar het Rijks vind dat pistolen een kostbaar bezit zijn en waarschijnlijk meegenomen, ach het is een variant. Meer opgang vind dat hij slechts het ongebruikte pistool heeft meegenomen en het andere heeft achtergelaten. Toch zijn er ook geschiedenissen te vinden waarin hij beide achterlaat. Met schilderijen en tekeningen is het al evenzo. Dan weer staat Balthasar afgebeeld met een enkel pistool en dan weer met beide. Een welhaast moeilijk te ontwarren knoop.

In augustus 2004 ontvang ik van het Rijks een envelop met een overdruk.
een kopie uit een boek: Antieke vuurwapens door Ir. R.F.W. Kempers. In dit boek wordt gewag gemaakt van de pistolen van Balthasar Gerards. Volgens de schrijver is het aannemelijk dat de pistolen zg. Radslotwapens waren. Een der pistolen aldus de schrijver heeft nog geruime tijd in het voormalige Nederlandse museum voor Geschiedenis en kunst te Den Haag gelegen. Volgens de schrijver gaat het hier maar om één pistool. B.G. zou namelijk het ene pistool op de vlucht hebben weggegooid en het andere is nooit boven water gekomen. Ook maakt Kempers er gewag van dat de moordaanslag maar met één pistool is geschiedt. Dwz. B.G. heeft maar een van zijn pistolen gebruikt.

Naar de wetten der logica (althans mijn logica)  is dit dus ook het pistool dat door hem is achter gelaten en is teruggevonden. Over het wapen uit het museum is Kempers kort. Dit historisch zo belangrijke wapen is later helaas verloren gegaan. Een droevig einde dus van de speurtocht. Nee nog niet. Is er dan nergens een spoor van het pistool bewaard gebleven? Het verzenden vanuit het Mauritshuis, de ontvangst in Amsterdam, De eventuele notitie die gewag maakt van het verloren gaan. Wat waren de bronnen van Kempers?

Een vorstelijke verzameling

Op de website van cultuurwijs vind ik nog het volgende:
cultuurwijs.nl . http://www.cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/i000267.html

Een vorstelijke verzameling
‘Het hemd van Willem III, het gebed des Heeren in miniatuur, het kleed van de Zwijger, de oorlogsrusting van de Ruiter […], speeltuig van Czaar Peter, drinkhorens uit China, printjes uit China, de pistolen van Balthasar Gerards [].’ Aan het eind van de 19de eeuw werd de enorme diversiteit aan voorwerpen in de collectie van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden openlijk bekritiseerd. De collectie, die grotendeels voortkwam uit de voormalige stadhouderlijke verzamelingen, ademde de geest van voorbije tijden. Een andere kijk op verzamelen zorgde ervoor dat de collectie van het Kabinet van Zeldzaamheden na 1875 verdeeld raakte over bestaande musea.

Verscheidenheid
Door alle aanwinsten ontstond een groot ruimtegebrek aan het Buitenhof. Toen het Rijk in 1820 het Mauritshuis in Den Haag aankocht, werd de benedenverdieping aan het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden toegewezen. Op de bovenverdieping werd het Koninklijk Kabinet van Schilderijen, eveneens in 1816 opgericht, gehuisvest. Bij deze gelegenheid kreeg predikant R.P. van de Kasteele, in 1816 aangesteld als directeur van het Kabinet van Zeldzaamheden, de kans om de collectie opnieuw in te delen. De beide eerste zalen wijdde hij aan China, dan volgde een grote zaal met Japanse voorwerpen, in het vierde vertrek was elk werelddeel vertegenwoordigd, terwijl in de vijfde ruimte voorwerpen werden ondergebracht die vooral op Nederland betrekking hadden.

De Handleiding tot de bezigtiging van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden die Van de Kasteele in 1824 uitbrengt, toont aan hoe rijk de verzameling was, maar ook hoe enorm divers. Door de indeling naar werelddelen had Van de Kasteele wel enige orde proberen aan te brengen in de gigantische verscheidenheid van voorwerpen. Maar echt selecteren deed hij niet. Rijp en groen werden door hem verzameld en kregen vaak naast elkaar een plek in het Kabinet. In de ongelijksoortigheid die daarmee ontstond, valt iets te bespeuren van de manier waarop tot aan het begin van de 18de eeuw werd verzameld.

Scheiding
In zijn beroemde artikel ‘Holland op zijn smalst’, in De Gids van 1873 beschrijft Victor de Stuers het museum als een zonderlinge uitdragerij, een pandjeshuis, dat in de benedenverdieping aan bederf is overgegeven. In 1875 verlaat de collectie het Mauritshuis. Belangrijk hierbij is de scheiding die wordt aangebracht tussen objecten die betrekking hadden op de geschiedenis van Nederland en volkenkundige voorwerpen. De eerste komen uiteindelijk terecht in het Rijksmuseum Amsterdam op de afdelingen ‘Nederlandse Geschiedenis’ en ‘Beeldhouwkunst en kunstnijverheid’. De volkenkundige voorwerpen komen na enige omzwervingen uiteindelijk terecht in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.
Ook bij andere instellingen worden voorwerpen uit de collectie ondergebracht. In 1883 houdt het Kabinet van Zeldzaamheden officieel op te bestaan.

(Hanneke Prins)

Kolders

In een artikel over kolders komen Evelien Sintnicolaas en Harm Stevens nog even terug op de Pistolen van Balthasar Gerards.

Kolders. Van modieus militair kledingstuk tot slagveldreliek*
Eveline Sint Nicolaas en Harm Stevens

In 1815 keerden de kostuums via Berlijn in Nederland terug, waar ze werden opgenomen in het in het Mauritshuis gevestigde Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden. In 1824 werd de eerste catalogus uitgegeven, geschreven door de directeur R.P. van de Kasteele. De tekst bij het eerste nummer luidt: Het gewaad hetwelk men beweerd door Z.D.H. Willem I te zijn gedragen, den dag van den moord door Balthazar Gerards- een daarbij behoorend Horologie en Geuzenpenning, benevens de zinkroeren, het stukje lood en de kopij van het vonnis des moordenaars. Hieronder schreef Van de Kasteele: Deze voorwerpen, afkomstig uit het Kabinet van Z.D.H. Prins Willem V, werden na de omwenteling van 1795 te Londen, vervolgens tot 1815 te Berlin bewaard, en daarna door Z.M. Willem I aan het Museum ter plaatsing toegezonden.
Van de Kasteele heeft met deze beschrijving heel wat verwarring veroorzaakt. Met een zekere slordigheid werden de kledingstukken van de Friese Nassaus, inclusief de pistolen van Willem Frederik, bij elkaar geplaatst en geassocieerd met de dramatische dood van Willem van Oranje. De pistolen die in Leeuwarden nog van Willem Frederik waren geweest, waren in Den Haag gepromoveerd tot de moordwapens die Balthasar Gerards had gehanteerd. Zoals Bas Kist in 1995 schreef: Om het belang van de collecties als geheel te onderstrepen werden voorwerpen aan zo belangrijk mogelijke personen toegeschreven.  Uit het naschrift blijkt bovendien dat Van de Kasteele de meer recente herkomstgeschiedenis van de voorwerpen niet kende.

Het sluit in 2004 mijn zoektocht voorlopig af. Het is niet duidelijk waar de pistolen van Balthasar Gerards zijn gebleven en de pistolen uit het Mauritshuis die aan hem toegeschreven waren, waren zeker niet van hem, maar van Willem Frederik.

Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed

In 2008 echter loop ik tegen een exemplaar aan van een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed van F.J. Duparc (isbn 90 12 00840 9) (staatsuitgeverij, 1975)

Behalve de prachtig opengewerkte tekening van het rijksmuseum bevat dit boek ook in hoofdstuk 5 b een paragraaf gewijd aan de laatste jaren van het koninklijk kabinet der zeldzaamheden.

Oneerbiedig gezegd is de hele “bubs” onder de bezielende leiding van de Stuers na het Mauritshuis ondergebracht in het pand Lange Vijverberg in Den Haag. Hier is de door de Stuers aangestelde directeur bezig geweest met een catalogus en inventaris. Zijn eerste epistel werd met de grond gelijk gemaakt omdat de verzameling nogal slordig beschreven werd. (een kamer vol aardewerk). Later is er een betere beschrijving gemaakt en is de verzameling deels verhuisd naar Amsterdam en andere musea. Ook werd helaas door de Stuers een handeltje van verkoop en leen bedreven. Daarnaast werd op het Lange Vijverberg gruwelijk met de stukken omgegaan. Poten werden afgezaagd van kostbare Japanse tafeltjes etc.

Enig speurwerk en een mail, levert mij de overtuiging op dat de catalogus en inventarisatie in het bezit moet zijn van het nationaal archief. Ik snuffel op de website van het Rijks en vind http://www.rijksmuseum.nl/attachments/bulletin/BULLETIN_2006_03.pdf

Ik begrijp dat van de Kasteele in 1824 een inventaris heeft gemaakt en in 1874 van minister Heemskerk opdracht kreeg de collectie over te dragen. Ik moet nog even nazien of zijn zoon hem dan is opgevolgd. Dat van de Kasteele er ronduit gezegt met de pet naar heeft gegooid weet ik, maar nu begrijp ik definitief dat de “Pistolen van Balthasar” dus eigenlijk de pistolen zijn die in Friesland nog van Willem Frederik waren. Zijn deze pistolen fysiek dan in het Rijks aanwezig? Ja, blijkt. NG-NM-1109 is het inventarisnummer van de pistolen van Willem Frederik, te zien in de Philipsvleugel (Rijksmuseum) en op onze website.

De pistoolen

In 2008 sluit ik dan ook het verhaal op mijn website. De pistolen zijn terecht, al blijken ze dan niet van Balthasar Gerards te zijn geweest. Over wat er daadwerkelijk gebeurd is met de pistolen en uberhaupt wat er zich in 1584 afspeelde is genoeg geschreven. Helaas kun je er alle kanten mee uit en als je een kant kiest kun je noch bewijzen noch aannemelijk maken dat dit dan ook zo was. De 400 jaren kloof blijkt vooralsnog onoverbrugbaar.

Lang blijft het zo tot juli 2012. In de periode 2008- 2012 heb ik mij absoluut niet bezig gehouden met Willem van Oranje, de moord op hem, de wapens of anders. Ik niet maar anderen blijken nog steeds gegrepen door het verhaal en er wordt ruim 4 eeuwen na de dood van Willem de Zwijger een heus onderzoek gedaan met de techniek van heden. Meer dan de boute uitspraak dat Willem zijn laatste woorden nooit heeft gezegd omdat hij direct dood was heeft dit onderzoek niet opgeleverd.

Maar er zijn meer dingen, waarvan ik het naadje van de kous wil weten. Zo is er nog altijd de windroos op de Korte Vijverberg waar ook heel wat waar en onwaarheden over worden verteld. Juist dit verhaal, dat zich afspeelt op minder dan honderd meter van het Mauritshuis, de plek van het kabinet der Zeldzaamheden brengt mij naar de Koninklijke Bibliotheek. Als ik het boek dat ik hiervoor denk nodig te hebben reserveer, zie ik ook al snuffelend in de indexen dat de handleiding tot bezichtiging van het kabinet uit 1823 ook ter inzage is. Zowel de verkorte als de volledige handleiding reserveer ik direct.

Handleiding tot bezigtiging

Nu kom ik dus te weten, uit eerste hand, wat er allemaal te zien is geweest en hoe de verwarring kon ontstaan.
Letterlijk staat in het boekje.

Op bladzijde 125 lees ik
Kamer 5 Lessenaar 21
In lessenaar 21 een rok, broek, kolder, hemd en doek met bloed, benevens een hoed, een stukje lood, eenige stukjes been, twee zinkroeren, een kogeltje (elders vertoond, maar niet passende op een der zinkroeren), een antiek, op goud geëmailleerd , en waarschijnlijk te Regensburg vervaardigd, horologie, op de kas is het oordeel van Paris gemaald, en buiten om het horologie ziet men afbeeldingen van steden. Voorts een Geuzenpenning, zoo als die beschreven is bij van Loon d 1, pag 83, no 3. en in Bezot , Histoire Metallique de la republique de Hollande, pag. 1,2,3. Dit alles wordt gehouden voor het gewaad van wijlen Z.D. H. Willem den 1., den grondlegger van de Neérlands vrijen staat, gl. gedacht., hetwelk dien Vorst is uitgetrokken, na de moord aan hem gepleegd door Balthasar Gerards, in den jare 1584.
De kopij van het vonnis over dien snoodaard geveld ende uitgevoerd op den 14 julij van datzelfde jaar, en mede te vinden in Bor. Nederlandsche Oorlogen is hierbij gevoegd, teneinde uit hetzelve te zien, dat alles wat men hier aantreft, volkomen strookt met dit stuk.

Er staat dus helemaal niet dat de pistolen Balthasar Gerards hebben toebehoord, wel dat alles in de lessenaar Willem de Zwijger zou hebben toebehoord. Dit zou stroken met hetgeen in het vonnis over Balthasar Gerards is vermeld. Wel. Het Vonnis is bewaard en ligt in het archief van Delft. Lastig is dat het meer dan 400 jaar oud is en met de hand geschreven. Enkele foto’s van delen van het vonnis maken mij wel duidelijk dat het een hele puzzel is de tekst te reproduceren. Maar niet onmogelijk. Een transcriptie van dit vonnis is op internet (wiki) te vinden. Geen woord echter in deze tekst dat het aannemelijk maakt dat dit vonnis onomstotelijk zou bewijzen, dat de in de lessenaar tentoongestelde bezittingen van Willem van Oranje zouden zijn. Herlezing van het oorspronkelijke document staat dus op de agenda.

fidèle au Roy jusqu’ à la besace

Bovendien zal ik wel niet de enige zijn die uit dit vonnis teksten heeft gehaald, misschien is er nog wat over te vinden. Teleurgesteld verlaat ik de Kon. Bibl. Teleurgesteld omdat mijn eerste signaal, het boek van Ledeganck uiteindelijk dus helemaal niet blijkt te kloppen. Thuis vind ik een vernieuwde vertaling van Motley. De opkomst van de Nederlandsche republiek op internet. In het zevende hoofdstuk een heldendood staat over Willem de Zwijger het volgende;
Willem de Zwijger was dien dag, gelijk hij doorgaans placht, hoogst eenvoudig gekleed. Hij droeg een breedgeranden, slappen, donker vilten hoed, met een zijden bandje om den bol – zoo als de Geuzen in het eerste tijdperk van den opstand; een hooge geplooide kraag omgaf zijne hals, en hij had op de borst ook een Geuzenpenning hangen met het randschrift: fidèle au Roy jusqu’ à la besace; terwijl een wijde mantel van grijs friesch laken, over een bruin lederen wambuis, met een wijden uitgesneden broek zijne kleedij voltooide(2).
(2)De kleeding, die de prins in dit treurig uur droeg, is nog te zien op het Haagsch Museum.

Hieruit kunnen we opmaken hoe Willem I was gekleed ware het niet dat de voetnoot veronderstelt, dat hetgeen beschreven is ook een beschrijving kan zijn van wat in lessenaar 21 ligt. Daar hebben we niet veel aan maar een eindje verder staat;
en sprak drok met den burgemeester van Leeuwarden – den eenigen gast, die dit feestmaal bijwoonde – over de burgerlijke en godsdienstige zaken in Friesland(3)
(3)Historie Balthazars Geraerts een alias Serach enz.

historie Balthasars Geraerts

Met deze historie Balthasars Geraerts een alias Serach enz  wordt in de voetnoot bedoeld het boekje Historie Balthazars Gerard
alias Serach// die den Tyran van ‘t Nederlandt den Prince van Orangie doorschoten heeft: ende is daerom duer grouwelijcke ende vele tormenten binnen de Stadt van Delft openbaerlijck ghedoodt.

Dit boekwerk uit 1584 zelf is in datzelfde jaar nog vertaald in het Frans en Duits. Het geeft het verhaal van de aanloop, de moord, de vlucht, de gevangenneming, het verhoor en uiteindelijk de straf weer alsof het om een ooggetuigenis gaat. Wie de schrijver is, is niet geheel duidelijk, maar wie zich door het oude Nederlands en het gotische schrift heenworstelt vind op vele vragen antwoord. Dat worstelen, kan want het boek is gedigitaliseerd in 2011 en via de KB en Europeesche Bieb in te zien.
Wat er direct na de moord met de pistolen is gebeurd staat ook niet in dit boek, wel is er een gedetailleerde beschrijving van de folteringen die Gerards mocht ondergaan.  Ook zeer gedetailleerd is beschreven hoe de terechtstelling is verlopen. Hieruit citeer ik;

 

En als hy nu aenden staeck stondt gebonden/ so hebben die buelen oft hangdieuen het arme onnosel ende ontschuldich pistolet genomen/ daer hy op zijn vroom feyt mede volbracht hadde/ ende tselue ten aensien van hem op een aenbeelt der smissen met groote ijsere hameren ende met groote fortze ontstucken geslaghen. Daernae hebbense hen wederom gekeert tot onsen Balthazar / nu al geheel int gebedt ende tot Godt opgetogen wesende

Ofwel in meer hedendaags Nederlands
Terwijl hij aan de paal was gebonden, hebben de beulen of hangdieven het arme onnozele en onschuldige pistool genomen, omdat het ondanks die onschuld wel mede het feit volbracht had. Dit pistool hebben zij in het aangezicht van Balthasar Gerards op een aambeeld met grote ijzeren hamers en met grote kracht aan stukken geslagen. Daarna hebben zij zich weer tot Balthasar gekeerd, die ondertussen diep in gebed tot God was geraakt.

Terechtgesteld

Het pistool waarmee de moord is gepleegd is dus luttele dagen na de moord tegelijkertijd met de dader “terechtgesteld” in Delft.

Dat was één. Nu het andere pistool.
Hiervoor duiken we weer Motley in. Den volgenden ochtend kocht hij voor dat geld een paar zinkroeren van een soldaat van de wacht, met wien hij het eerst over den prijs niet eens kon worden, daar de verkooper hem geen gekapt lood of kogels kon bezorgen.

Bekijken wij het vonnis van 15 juli 1584 dan staat hier
hij gevangen gegaen is in zijn logement ende die twee cincqroers geladen hebbende, het eene met drie ende het andere met twee loden ofte bale, weder in ‘t hoff gegaen es, hebbende de twee cincqroers, hangende an zijn rijem op zijn ‘s lincker zijde onder zijn mantel, laetende zijn mantel van zijn rechter schouder neder hangen, opdat hij nyet en soude schijnen ijet onder zijn mantel geladen te hebben ende dat hy den voornoemden heere Prince, comende van der tafele ende uuyten salette gaende omme de trappen op te treden naar zijn camere het eene cincqroer ofte pistolet, met drije looden ofte balen geladen, op denselven heere Prince affgeschoten heeft, van welcke schote de voornoemde heere Prince (ten grooten leetwesen van allen goeden patrioten) gestorven is.

Hij is dus naar zijn logement gegaan en heeft daar de pistolen geladen. Het een met drie, het andere met twee kogels. De moord heeft hij gepleegd met het wapen met drie kogels. Het andere heeft hij niet gebruikt, tijdens de verhoren heeft Balthasar wel aangegeven dat hij het liefst die ook nog had leeggeschoten, maar de wachters gaven hem niet genoeg tijd.

Dat maakt het zeer aannemelijk dat hij tijdens zijn vlucht in ieder geval te weinig tijd heeft gehad om ook nog zijn tweede pistool te pakken, uitsluitend om het achter te laten. Hij zal dus zijn gevlucht met medenemen van zijn tweede wapen dat nog steeds aan zijn riem stak. Tijdens zijn vlucht is hij gevallen, volgens de ene bron over een loopjongen, volgens een andere versie over een baal hooi. Op dat moment is hij gepakt, waarschijnlijk in bezit zijnde van het tweede pistool. Wat daarmee uiteindelijk is gebeurd is nog een raadsel. Het vonnis van Balthasar besluit met;
verclarende alle syne goeden geconfisqueert ten proffijte van den Heer. Aldus gepronunchieert op ‘t Stadthuijs der stadt Delff, den 14den dach Julii anno 15 honderd vijer ende tachtich.

Als Balthasar inderdaad de pistolen van de wacht kocht zijn ze maar kort in zijn bezit geweest. Het voor de geschiedenis belangrijke pistool is vernietigd (lees. Terechtgesteld), het andere heeft hoegenaamd geen belang voor onze vaderlandse geschiedenis.

Een definitief einde?

Hiermee is er nu definitief een eind gekomen aan de zoektocht naar de pistolen uit het koninklijk kabinet der zeldzaamheden die volgens sommige bronnen aan Balthasar Gerards zou hebben toebehoord. Die pistolen zijn er nog en liggen ter bezichtiging in het Rijksmuseum van Amsterdam. Ze zijn gedateerd ca: 1650 en toegeschreven aan Willem Frederik. Het pistool waarmee de moord wel is gepleegd is aan stukken geslagen op de Markt dit onder de ogen van een gebonden Balthasar Gerards.

Theoretisch is het mogelijk dat het op de Markt vernietigde pistool niet het moordwapen was, maar het pistool dat op Balthasar Gerards is gevonden. Het werkelijke moordwapen zou dan nog kunnen bestaan. Maar zelfs als dat gevonden wordt is niet na te gaan of inderdaad deze verwisseling heeft plaatsgehad. Het zijn een van de raadselen waarmee wij moeten blijven leven. En dat laatste doen wij dan nog maar even. Even, totdat, er wellicht nog nieuwe informatie opduikt. Of zoals op verzoek een goede beschrijving van de verhoren (lees martelingen) en de voltrekking van de straf. Sommigen lichten namelijk nog wel eens een tipje van de sluier, anderen beperken zich tot de omschrijving gruwelijk. Daardoor wordt er ook nu nog de fantasie op losgelaten. Niet nodig dat laatste want er is genoeg over bekend.

Kleuterschool

Thursday, August 16th, 2012

kleuterschool de Korenbloem

Levenslessen. Je leert ze overal en altijd. Soms herken je ze eerst niet. Doen ze alleen maar pijn. Later als je om je heen kijkt ben je blij om dat pijnmoment. Het voorkomt je tweede keer, ofwel het struikelen over dezelfde steen, dat eigenlijk alleen voor ezels is weggelegd. Overal en altijd levenslessen, Ze zijn er altijd, eigenlijk al vanaf de wieg, maar je geheugen werkte toen  nog niet zo goed. Dat komt pas later. Vanaf heel jong maak je dingen mee, en voor zover je ze kunt herinneren, duurt het soms nog jaren voor je ze op waarde weet te schatten. Van mijn eigen leven kan ik mij veel herinneren, gelukkig maar. Veel van wat die eerste vijf jaren van mijn leven voorbij kwam, krijgen soms zelfs nu een plaatsje. Ik ben nu wees, mijn vader en moeder zijn er niet meer. Dus ook niet de ondersteuning van hen. Ik moet er nu zelf mee klaar komen. Ik moet de dingen van vroeger nu zelf een plaatsje geven. De ene keer lukt dit beter dan de andere. Er is in ieder geval niemand meer uit die tijd die kan zeggen, zo was het niet, dat denk je maar. Eigenlijk gelukkig maar, want nu worden lijntjes met vroeger niet meer verbroken, verbroken zoal vroeger nog wel eens gebeurde.

De titel die ik deze historie mee geef is kleuterschool. De kleuterschooltijd van mijzelf. Die kleuterschool tijd heeft niet lang geduurd, want ik wilde niet. Als mijn moeder mij vroeg wanneer ik naar school ging zei ik altijd morgen. En morgen werd het nooit. Er was altijd een andere morgen. Misschien verzet ik me daardoor wel tegen partijprogramma’s politieke visies en convenanten met morgen. Morgen wordt het beter, werken aan morgen. Helaas, morgen wordt het nooit. Altijd is het vandaag en gisteren en hoe ouder je wordt hoe langer gisteren is geworden.

klaslokaal Keluterschool de Korenbloem

Daarom heb ik het over gisteren, gisteren toen ik op de kleuterschool zat. Kleuterschool de Korenbloem in de Douwes Dekkerstraat in Den Haag. De naam van de kleuterjuffrouw is mij ontschoten, het was iets met huis. Huizinga of zo. Slechts een half jaar heb ik op de kleuterschool gezeten, toen was ik al oud genoeg om naar de “grote school” te gaan en echt te leren. Op de kleuterschool was het voornamelijk spelen. Spelen en knutselen. Ik weet nog hoe ik het in 1959 geweldig vond, al is het maar een keer voorgekomen, om achter de schildersezel te zitten. Als kind tekende je veel. Tekenen op de grond, tekenen aan de tafel, maar op de kleuterschool was tekenen geweldig. Met waterverf achter een schildersezel. Je werk verticaal voor je, ik vond het geweldig. Net als puzzels, houten puzzels, de speelhoek en mamma die je na school stond op te wachten bij het hekje. Als het mooi weer was, was het buiten spelen geblazen. Buiten in de zandbak, waar op andere momenten een groot net overheen hing tegen de katten en ander gedierte. Of spelen met dingen, dingen die waren opgesloten in het huisje op het speelterrein.

Een extra rondje

En zo komen we bij een van mijn eerste levenslessen. Het was mooi weer die dag in 1959. Tijd om lekker buiten te spelen. De juffrouw (Huismans of Huizinga) verdeelde het speelgoed tussen de kinderen. Maar er was niet genoeg voor alle kinderen. Je moest samen doen, eerlijk samen spelen. Een jongetje en ik kregen een fietsje.  Een fietsje waar we om de beurt op moesten rijden. Weet je wat ,zei het jongetje ik ga eerst een rondje om het speelplein rijden en als ik terug kom mag jij. Wachten duurde lang in de zon. Eindelijk was zijn rondje voorbij. Weet je wat ,zei hij, ik ga nog een rondje en dan mag jij straks twee rondjes. Twee rondjes wouw, nou dat wilde ik ook wel en dus begon het geduldig wachten op de tweede keer dat hij terug kwam. Toen hij terug kwam, u raadt het al, ik destijds nog niet. Weet je wat, zei hij, ik ga nog een rondje en dan mag jij straks drie rondjes. Wouw, drie rondjes, daar kon je mee thuis komen, ik wilde heel graag fietsen, maar hij was er al weer vandoor.  Dan maar drie rondjes straks. Weer wachten, wachten in de zon, wachten terwijl ik zo graag wilde fietsen.  Wachten, wachten en toen ging het fluitje van de juf. Alle speelapparaten moesten weer worden ingeleverd.
Ingeleverd? Ik moest nog 3 rondjes. Volgende keer dan maar, zei de juf, maar de volgende keer moet eerlijk gezegd na 52 jaar nog steeds komen. En dat was mijn eerste levensles die ik mij herinner. Wel een mooie trouwens.

Kleuterschool de Korenbloem

Om mij heen zie ik veel mensen die, die les nooit gehad hebben. Ze beleggen en investeren er lustig op los, met hulp van anderen die ze gouden bergen beloven. Niet zelden eindigen ze met niets. Dan is het huilen. En niet alleen mensen als u en ik, ook overheden en instellingen tuimelen in de val. Icesave, derivaten, faillissementen en wat al niet meer. Ik niet want ik heb mijn lesje destijds wel geleerd. Ik niet? Nou wacht even, soms kun je, je niet uit het spelletje onttrekken. Dan moet je meedoen met de nadruk op moet. Je kunt er niet veel aan doen. Je werkgever doet het voor jou. Hij keert niet meer je gehele salaris uit maar houdt wat achter. AOW, premie en pensioenpremie heet dat. Gokken maar met met zekerheid. Nu betalen voor een Aow-tje en een pensioentje omdat het van je AOW alleen geen vetpot is. Anderen hebben voor je nagedacht. Ik heb veel liever het geld nu, want dan kan ik er nu wat mee doen. Maar nee hoor, dat mag niet. Steeds wordt de zekerheid je voor gehouden, voor straks als het minder is, voor na je 65ste. Nou, ik ben nu 57jaar . 65  jaar  is inmiddels al 67 jaar geworden en hoe dichter ik de 65 jaar nader hoe reëler de kans, dat ook 67 jaar weer wat  wordt opgeschoven.

Het lijkt wel wat op het speelkwartiertje van toen. Nog een rondje en dan mag jij er straks twee. Misschien wel net zo lang, tot de bel weer klinkt. Klinkt voor de laatste keer. De laatste bel, de levensbel. Alleen AOW?? Neen ook het pensioentje doet lekker mee. Ondanks alle breuken door nieuwe banen in andere sectoren ligt er nog wat in het verschiet. Maar ook de pensioenen staan onder druk. Indexeringen worden vooruitgeschoven, teruggang naar minder is niet onwaarschijnlijk. De schuldige is ook bekend, de vergrijzing. Vergrijzing? Het aantal Nederlanders is sinds 1926 zo’n beetje verdubbeld, maar ja het zal wel. Vanaf mijn eerste pensioenpremie betaling heb ik altijd gedacht, dat is weg, kwijt en komt nooit meer terug. Zo waar, ik begin nog gelijk te krijgen ook. Het is net als met dat fietsje.

Voor je het weet klinkt de bel en heb je niets, helemaal niets.   

 

Foto”s Gemeentearchief Den Haag

Waarom,Wanneer,Wie,Waarvandaan en Wegens?

Saturday, June 9th, 2012

Soms zou je wel eens precies willen weten waarom

Waarom, Wanneer, Wie, Waarvandaan , Wegens?
Vragen met een w, de w ook van west. Een van onze vier windrichtingen.

Korte Vijverberg t.o. nummer 3

Dus gaan we westwaarts naar de stad van mijn jeugd Den Haag. Vroeger een historische plaats, nu een gemeente met historische plekjes. Het verschil is ontstaan in eeuwen van breken en nieuwbouw, de laatste decennia heviger dan vroeger, maar het proces is al eeuwen bezig. Het decor verdwijnt, maar plekjes blijven.

HaagsAllerlei

Zo las ik onlangs op de vriendelijke website Haags Allerlei van Gera Nieland dat voor de aanleg van nieuwe riolering  resten van de oude Doelenpoort naar boven zijn gekomen. De schrik sloeg mij een beetje om het hart.
Graven in en om de korte vijverberg zou ook kunnen betekenen dat de windroos gevaar loopt. Ik vroeg het, maar kreeg natuurlijk de wedervraag: “Windroos?”

Pim Hofdorp

Opmerkelijk is dat, want ik ken dat gevoel. Duizenden malen loop je over de Korte Vijverberg, kijk je naar het huis Pauw op nummer drie, kijk je even naar het torentje, ach je kijkt overal behalve onder je voeten. Dat de windroos? gevoel had ik al in de zeventiger jaren. Toen las ik graag de boeken van Pim Hofdorp. Die schreef topografische misdaadromans die zich voornamelijk in Den Haag afspeelden en per verhaal steeds binnen een wijkkader bleven. De haastige detectiveroman lezer(es) vindt de boeken vaak een beetje zeurderig omdat Pim Hofdorp zeer breed uitgemeten schrijft over de plekjes in de stad en in zijn verhaal. Het is, nee was, bijzonder aantrekkelijk om de verhalen na te lopen en fictie en werkelijkheid met elkaar te vergelijken.

Enkele van de boeken heb ik destijds daadwerkelijk nagelopen waaronder “Dodemansbroodjes” . Hoofdstuk 12 gaat (deels) over de windroos.
“Hier moet het gebeurd zijn, juist hier op die windroos waarvan het van oudsher in de volksmond heet: oost-west  zuid-noord, hier werd een kind vermoord. Inderdaad liggen hier, in de huidige bestrating vier ouderwetse uit blauwsteen gehakte tekens, die samen een windroos vormen, waarschijnlijk afkomstig uit een tuin, die vroeger tot aan de vijver heeft doorgelopen.”

En inderdaad concludeerde ik in de zeventiger jaren, ze liggen er.

Maar een tuin die doorliep tot aan de hofvijver, dat heeft mij sindsdien toch wel bezig gehouden. Wanneer was dat dan? De Korte Vijverberg is er al zo lang. Wat was dan de reden dat lang na die tuin de resten van een fontein of zonnewijzer eeuwen zijn blijven liggen? Iedere oude plaat van Den Haag die ik zag keek ik er op na, maar nimmer zag ik een tuin die doorliep. Ja op heel oude gravures en plattegronden waar nog sprake is van de knollentuin, liep die knollentuin (moestuin van de Graaf en nu bekend als het Plein) wel verder door. Maar zover? Ik wist het niet.

Wel maakte ik mij zorgen toen ik las van het opgraven van de middeleeuwse Doelenpoort. Ze zullen toch niet…
Neen, het graafwerk zit meer aan de andere kant van de straat, gelukkig maar. Toch startte ik sindsdien weer wat gezoek naar de oorsprong en kon helaas niets vinden. Hier en daar wordt hij wel vermeld, maar zeer summier en nimmer verklarend. Wat kan het toch zijn?

Rond de Hofvijver

Zomaar toevallig was ik in een kringloop tussen de boeken aan het neuzelen en vond daar; Rond de Hofvijver, de levendige historie van de hofstad door Jacques R.W. Sinninghe. Een man die zich jarenlang verdiept heeft in sagen, overleveringen en dies meer zei en daar tientallen boeken over schreef. Wie schetst mijn verbazing als ik op blz. 15 het volgende lees:

Aan de Korte Vijverberg verschenen nog een vijftal patriciërshuizen, waarvan vooral nummer drie, waarin sinds 1913 het kabinet van de Koningin is gevestigd, onze aandacht trekt. Bij de vijver, voor dit huis, liggen een viertal kompasstenen: S(uyt), W(est), O(ost) en een kompasnaald die naar het noorden wijst. De overlevering verhaalt, dat onder deze stenen een kind, dat aan de vijver werd gedood, met uitgestrekte armen begraven ligt. Oude Hagenaars (van toen en nu dus reeds lang niet meer onder ons) zullen zich misschien het rijm herinneren
dat hierop betrekking heeft.

Oost, West, Zuid, Noord
Hier ligt een kind vermoord

Deze stenen zijn waarschijnlijk afkomstig uit de tuin van dit huis, waar zij aan een fontein of zonnewijzer waren aangebracht. Het huis was natuurlijk weer gebouwd voor een rechtsgeleerde, Dr. Reynier Pauw, President van de Hoge raad en wordt daarom het huis Pauw genoemd.


Het verklaart m.i. beter de ligging van de windroos dan de stelling dat een tuin zou hebben doorgelopen, maar waarom die moeite om deze blauwstenen (het zijn er met de middensteen 5) uit de tuin te halen en daar te plaatsen voor zomaar een kind dat daar werd vermoord? Is er wellicht een verband met de vermoorde en het huis Pauw? Dat lijkt dan voor de hand te liggen maar de genealogie van Pauw verklaart dat niet direct. Dat het kind er begraven ligt klinkt mij ook niet waarschijnlijk in de oren, wel heeft zij wellicht na de moord er zo bijgelegen. Onwaarschijnlijk dat het een herinnering is aan een vervlogen moord is het niet, dat werd en wordt wel vaker gedaan. Aan de overzijde van de Vijver ligt immers een ovale gele steen, die zou herinneren aan de moord op Aleid van Poelgeest op 22 september 1392. Ook heden ten dage zie je her en der bloemen en foto’s bij bomen ter herinnering aan een ongeluk dat iemand het leven heeft gekost. Ik ga er van uit dat het ons herinnert aan iets dat we moeten herinneren, maar we zijn helaas vergeten wat. Een vermoord kind, het zou prima kunnen, maar gissen hebben we niet veel aan, dus zoeken we nog door. In de tussentijd hopend dat de stenen er nog lang zullen liggen.

Geraadpleegde boeken Dodemans Broodjes – Pim Hofdorp (Haagse mysteriereeks 2e druk 1962
Rond de hofvijver (de levendige historie van de Hofstad – Jacques R.W. Sinninghe  1970

Foto: Google Maps

Het Gamma van het menselijk benul

Friday, May 11th, 2012

Beste beste mensen.

U weet ik denk graag na over de dingen die ons bezig houden. Vaak schrijf ik dat dan ook op. Niet alleen mijn conclusies, keurig net gegoten in een meeslepend verhaal, nee ik schrijf het graag op zoals het door mijn hersens jaagt. Dat houdt helaas in dat je soms wreed hard je best moet doen om mij te volgen, ik weet het.

Vandaag haal ik maar eens een oud verhaal op, dat ik al in 2008 schreef.  U vindt het door te zoeken op “mij is de klomp gebroken”  op deze blog. Het gaat over de gloeilamp, een dingetje waarvan mijn hart nog steeds sneller gaat kloppen. Een simpel en licht product, goedkoop en het straalt een hoop warmte en licht uit. Ik vertelde in die blogpost over de gloeilamp en al die energie die we tegenwoordig besparen door het gebruik van spaarlampen en LED’s en weet ik al niet meer. Ik kwam tot de conclusie dat een huishouden inderdaad flink bespaart als je de aanschafkosten uitsmeert over de levensduur van deze lamp en dat vergelijkt met de  in die periode verbruikte  energie om dat te doen wat we zo graag willen. Ik vertelde er ook bij dat als je het hele traject er bij neemt, van grondstofwinning tot en met het verwerken van het als KGA ingezamelde afvalproduct, we waarschijnlijk noch kosten noch energie besparen. Dus kijk je naar de portemonnee van de gemiddelde huisvrouw, dan bespaart ze. Kijk je of de wereld er mee opgeschoten is, dan mag je het betwijfelen. Van de huisvrouw kreeg ik geen gelijk, de neus keek toch niet verder dan de eigen portemonnee. Van fabrikanten kreeg ik ook geen gelijk,  hetgeen verklaard kan worden uit de hogere winstgevendheid op alternatieve lichtbronnen. Goed geen gelijk gekregen dus, ik kan er mee leven. Per slot kan ik nog wel een tiental jaren door met mijn voorraadje gloeilampen, dus beste mensen veel geluk ermee. Gloeilampen zijn verboden, dat is goed voor het milieu en daar zijn we allemaal goed mee. U wilt het geloven en goed hoor, u doet uw best maar.

Toch stip ik het nog even aan, want ik zat net op de “doos” te bladeren in een Gamma foldertje en nu is mijn andere klomp ook nog gebroken. Het moet toch niet gekker worden. Ik ga niet mijn oude blog herhalen, maar als gezegd wordt dat de energie die in een gloeilamp gestoken wordt voor slechts ongeveer 15% wordt omgezet in licht en de rest in warmte heeft u nog steeds volkomen gelijk. Als u zegt ongeacht wat er met die warmte gebeurt, het verlies is, want het ging u om het licht, ach ik kan er mee leven. Als u slim zegt het rendement is slecht, oké, van die zijde bekeken, goed zoals u wilt. Maar of een rendement nu slecht is of goed, een rendement is er altijd. Een rendement van 85% of 90% wordt over het algemeen gezien als goed, al gebeurt er dan met 10 tot 15% iets anders dan de bedoeling was, maar niks voor niks.

Goed onthouden, rendement is er altijd!

Volgende stap is een stapje terug in de tijd. De grote verandering in huishoudens in Nederland is toch wel de overstap van zeil met kleedjes, via JABO naar vaste  vloerbedekking van muur tot muur. De zwabber, de bezem, de dweilen de matte(n)klopper, langzaam aan werden ze vervangen want we hadden er niet meer zoveel aan. Waar we wel wat aan hadden was de stofzuiger. En zo zijn we dan uiteindelijk aanbeland bij het onderwerp dat direct voor het eerst bij de naam is genoemd. De stofzuiger. In de beginperiode van vloerbedekking een slede stofzuiger en een steelstofzuiger.

Erres Torpedo SZ175 (Museum Rotterdam)

Momenteel heb ik zeven stofzuigers in huis waaronder een ge-erfde 60-er jaren Nilfisk de “stoere Noorman” uit Zweden, kwalitatief gezien en qua prestatie de beste van de zeven, en dat met zijn 300W.  Het huwelijkscadeau door mijn ouders gegeven, een Miele, heeft het lang volgehouden met zijn 800W en niet afnemende zuigkracht bij voller wordende stofzak. Daarna werd het Holland Electro, Bestron, Bauknecht en vele andere met als rode draad een steeds toenemend vermogen. 1000W, 1200W, 1600W, 1800W en verder. En vandaag op de “doos” gezien in het foldertje van de Gamma,  een Wafes stofzuiger van maar liefst 2400W.

2400 W maakt dat een uurtje stofzuigen overeenkomt met het laten branden van 24 stuks 100W lampen gedurende een uur, of vijf stuks 60W lamp 8 uur. Ofwel een uur niet stofzuigen met een stofzuiger van nu, is drie dagen gratis je huis verlichten met de verboden gloeilampen van toen. Met de ene hand energie besparen en met de andere het  over de balk gooien. Je zou kunnen zeggen dat door de ontwikkeling van de vloerbedekking (action back en zo) het steeds meer vermogen vraagt om stofjes in uw stofzak te krijgen. Vreemd genoeg presteert de Nilfisk met zijn 300 W ook prima en waarschijnlijk door zijn slimme ontwerp van stofverzameling en zuigmond nog veel beter ook.

Het betekent dat iemand die milieubewust zijn hele huis heeft volgehangen met spaarlampen, het met het stofzuigen weer verknalt. Met dat milieubewust zijn valt het dus wel mee. Gelukkig maar voor al die “ik zeg doen” energie maatschappijen, want zij varen wel met uw verbruik. Naast de idiotie van milieubewustheid wil ik u ook even wijzen op mogelijke gevaren want er loopt door uw stofzuigersnoer (oprolbaar en dus dun) wel 10A . Mijn vroegere vakbroeders (de vonkenboeren) die nog weten wat Q=IkwadraatRt  is, kunnen u haarfijn uitleggen wat daar de effecten van zijn.

Als het u hetzelfde is, ga ik nu even stofzuigen, met mijn 300W stoere Noorman natuurlijk
en als het te donker wordt, doe ik er lekker een gloeilampje bij aan en ben ik veel zuiniger en milieuvriendelijker dan U.

 

 

Frickedil

Thursday, April 26th, 2012

Simon Ploeg bakt oliebollen dec. 1961

Een frikandel (tot 2005 in het Nederlands officieel gespeld als frikadel) is in België en Nederland een langwerpige, donkergekleurde staaf van verschillende soorten vlees die warm gefrituurd wordt gegeten. In Vlaanderen wordt soms de oude betekenis gebruikt: een in de pan gebakken, veelal afgeplatte, gehaktbal.

Zo althans begint Wikipedia te schrijven over onze cholesterolstaaf, het zal wel. Verder schrijven ze dat het een uitvinding is van de Dordtse slager de Vries die het geen gehakt mocht noemen en daardoor leentjebuur speelde in vervlogen tijden en zo op frikadel kwam. Dat we vroeger  de gehaktbal frikadel noemden mag echter naar het rijk der fabelen, we noemden het frikkedil. Of het net zo smakelijk was als ons huidige stukje slachtafval, ik weet het niet. Ik heb wel een recept dat ik u niet zal onthouden. Maar er is een probleem en dat is de krop sla. Onze huidige krop is een soort plofkrop die gekweekt wordt met een soort CO2 kanon. Hij ziet er prachtig uit, maar eigenlijk kun je hem alleen rauw eten. De krop stoofsla is helaas ver te zoeken.

Maar genoeg gekwezeld, hier is het recept in min of meer de  oorspronkelijke spelling.

Frickedillen in Krop-salaet

  • Neemt gehackt Kalfs-vlees met Kalfsvet wat vetter als ordinaris
  • En dat wel ghekruydt met Noten en een weynigh Foelie
  • Peper en Sout naar behooren
  • Kneet wel onder een
  • Neemt dan soo veel  van de malste Kroppen Salaet als ‘t u belieft
  • en suyvert die van de buytenste bladeren en dan schoon uytgewassen
  • en de Krop van binnen de bladers wat open gedaen
  • Neemt dan sooveel Eyeren als ghy Kroppen hebt
  • Maeckt oock soo veel Frickedillekens en doet in ‘t midden van yder den door van een ey
  • Leght dan in de Krop en bindt hem met een draet toe
  • En als ‘t water koockt
  • doet ‘et in de pot als het gaer is
  • Kondt dan in ‘t sop en weynigh fijn gestooten Beschuyt doen
  • en wat Boter
  • wat Kruys-besien of onrijpe Druyven
  • Verjuys naer elck sijn believen

Eerlijk gezegd lijkt het meer op soepballen maar goed, ik wil het graag proberen maar naast het probleem van de sla is er het probleem van de Noten. Nootmuskaat is het niet want men spreekt in een ander recept over Muskaten, dat dienen we nog uit te zoeken.(Coquinaria.nl zegt dat het Nootmuskaat is)  Verjuys lijkt raadselachtig maar is het sap van onrijpe druiven dat als een soort azijn wordt toegevoegd. Wijnazijn lijkt dus een goede vervanger.  Met “den door van een Ey” is onmiskenbaar de dooier bedoeld. Volgens een onder deze bijdrage genoemde website dient u de dooier eerst te koken, volgens mij is het een avontuur omdat juist niet te doen.

De frickedil heeft dus maar weinig van doen met een frika(n)del waar fijngemalen onze halve veestapel in zit verwerkt. Rund,paard,varken maar meest (plof) kip.

Ik zou zeggen doe eens ouderwets en probeer het, dan geniet ik intussen nog maar wat meer van onze oude spraeck.

Bron; De oud-hollandse keuken W. Forbes en een stukje inleiding van Wikepedia.

Meer over dit specifieke 17e eeuwse recept leest u op coquinaria.nl dat overigensniet als bron gebruikt is.

Foto: Simon Ploeg oudjaar 1961 oliebollen bakken. Het raampje achter hem is reeds eerder beschreven in  http://www.ploeg.ws/wordpress/?p=317.

 

Almachtig?

Tuesday, March 27th, 2012

 

Even de almachtige gespeeld in het weekend.

Verleden jaar op een mooie zonnige zondag, niet wetend wat te doen eens een vlooienmarkt bezocht. Tussen de standaard potjes en vaasjes vond ik bovenstaande puzzel. Een relatiegeschenk van de Rabobank . Ik denk uit 1980 want op de doos staat “Het “Kurhaus 25 jaar geleden”. De foto is inderdaad midden jaren 50.

Dit weekend, met een zieke in huis, deze puzzel maar eens gelegd. een rustig dagje en dat mag best na alle IT-perikelen van de laatste tijd. Toen ik de puzzle aan het leggen was voelde ik mij almachtig. Langzaam maar zeker kwamen onder mijn handen het originele Kurhaus, Palais de Danse, Het Kurhauscabaret,  het Oranjehotel met daarin de jazzclub van Ted Easton, het zeewateraquarium, Palermo en de nachtclub “Ma belle amie” van de Tee Set weer tot leven.  Het zonnige en goed bezette strand, de gezellige terrasjes zijn gebleven, de rest uit mijn opsomming is weg of zoals het Kurhaus geen schim meer van wat het was.

Het doet een beetje denken aan Panorama Mesdag waar de vrouw van Mesdag het oude Scheveningen schilderde. Destijds(jaren 70)  waren er nog twee gebouwen die op het schilderij ook voorkwamen. Terwijl de herinneringen bij elk puzzelstukje terugkomen, droom je lekker weg in het voorjaarszonnetje achter glas.

Als eindelijk de puzzel zover gevorderd  is, dat alleen het zandgele strand met de duizenden mensen nog moet, neemt snuffende dochter het over. Met engelengeduld past ze de stukjes ineen. “Pas op dat je geen zand in je haren krijgt” en “heb je, je emmertje en je schepje?”  zijn de flauwe zondagmorgen grappen. Aan het strand in de zon en toch lekker thuis. En dan is de puzzel klaar!

Mijn vingers gaan over de stukjes naar de jaren 50 auto’s. Dat waren nog eens bolides. Een vrouw met kind in de kinderwagen loopt over de zeekant, het kind is nu ongeveer mijn leeftijd. Hoeveel van al die mensen op het strand, straat en op de terrasjes zouden nog leven? Restaurant de Rotonde, bestaat het nog, vraag ik me af en via Google afbeeldingen zoek ik een vergelijkbare foto. Neen, de Rotonde is nu trap naar het Kurhausplateau. Ik speur verder op de tekening. Behalve Kurhaus (gruwelijk vernieuwd dat wel) en  helemaal links op de achtergrond een gebouw dat er nu ook nog is, maar waar ik nooit binnen ben geweest. Het is de strafgevangenis. Verder lijkt het op niets meer, de nieuwbouw heeft behoorlijk toegeslagen. Welk gebouw van nu je ook bekijkt, het brengt geen zon, strand en zee gevoel bij je naar boven. De oude foto doet dat  wel. Was ik in het echt maar almachtig, dan kwam de sloper en daarna de bouwer.  Allure kan terugkomen. Is het nu helemaal weg? Dat oude Scheveningen?  Neen hoor, her en der zijn nog plekjes te vinden zoals o.a. het gezellige familiehotel Mimosa aan de Rijnstraat, midden in een onaangetaste woonwijk. Het oude Scheveningen gevoel is gewoon wat teruggeweken. Maar ondanks die restanten hier en daar, een restauratie van het oude Scheveningen als Haagse kustplaats zou mij meer dan welkom zijn.

De duinheks

Wednesday, March 21st, 2012

De Duinheks

Mensen die mij kennen, kennen mij als een enorme bewaaraap. Ik kan maar moeilijk afscheid nemen van veel zaken die een ander allang weg zou hebben gegooid. Het is een beetje een doelstelling in mijn leven geworden.  In die doelstelling word ik ondersteund door gebeurtenissen van bijv. 17 april 2005. Een dag eerder vierde ik mijn 50ste verjaardag en Frits Philips zijn honderste. Ik zou uit handen van burgmeester Sakkers een penning (Fritsje) krijgen dus voor familiefeestje was geen ruimte. Nou waren er toch wel veel mensen jarig die dag, dus Sakkers heb ik slechts vanaf een afstandje gezien, slechts drie penningen reikte hij uit. Je wilt toch als burgemeester niet overwerkt raken. Mijn penning werd mij aangereikt door door een vrouwelijke wethouder uit het college althans iets dat daar op leek. Zowel de wethouder als de uitreiking bedoel ik want half toewerpen is toch wat minder feestelijk te boekstaven in de memorie als uitreiking. Het familiefeest werd een dagje uitgesteld naar zondag. Hoogtepunt op deze verjaardagen waren altijd het bezoek van mijn moeder. Zelfstandig als ze was kwam ze altijd met de trein op een van de vrij reizen dagen.

Om een uur of half één kwam ze dan altijd aan op perron 1 en wandelden we met wat rustpozen naar de auto voor het station. Niet die dag op 17 april, want dat was ook de dag van Feyenoord – Ajax en dat liep uit op één grote rommel in Rotterdam. Het goede mens was gestrand op Centraal en kon niet meer voor of achteruit. Uiteraard belde ik mijn Haagse broer of die haar weer op wilde halen maar deze broer bleek juist op die dag naar het museum te zijn in Den Bosch waar een tentoonstelling was over het leven in de zestiger jaren.  Viel ontzettend tegen die tentoonstelling, er was maar weinig aanwezig. Er bleek  gewoon niet genoeg materiaal voorhanden uit die periode om een echt mooi overzicht te krijgen. En dat is precies het doel van mijn eigen Collection Generale. Het vangen van de tijd en daarmee werken aan de museum collecties van de komende eeuwen. Per slot heeft iemand ook de Nachtwacht gekoesterd, daarmee zijn vrouw trotserend. “Wat moet je toch met dat monsterlijk grote ding, gooi weg dat stofnest”.

En al die dingen die ik heb zijn natuurlijk niet compleet zonder bijpassend verhaal. Onderzoek van de collectie heet dat in museumtaal. En inderdaad ik erger me gruwelijk aan musea die het presteren om naast een Hollands Landschap met molen een verklarend bordje te hangen zonder onderzoek. Leesbril opdiepen dus, glazen schoonwrijven, lichtelijk voorover buigen en de tekst lezen.  Landschap met molen, onbekende meester ca 17e eeuw. Goh denk je dan, dat ze dat allemaal weten. (spottend ironisch). Je bergt je leesbril op om hem niet meer uit de koker te halen.

En zo mijmeren we steeds verder van de titel van dit stukje weg. De Duinheks. De Duinheks is een boek van Johannes Cornelis Kievit. Ook wel bekend van Dik Trom. Ik heb het boek gekregen ergens begin jaren zestig voor een verjaardag. Welk familielid of kennis me hiermee verblijdde, ik weet het niet meer. Wel weet ik nog dat het een poosje ongelezen is gebleven, maar toen ik het oppakte heb ik het ook in één adem uitgelezen, wát een spannend boek.

De Duinheks is een in 1913 geschreven historische jeugdroman. En zoals het een goede historische roman betaamt is de referentialiteit van de tekst uiterst delicaat. Ofwel wat is empirisch en wat is fictie. Huidige historische romanschrijvers herkennen daarbij ook nog  wel het probleem van het verhalen over vervlogen tijden voor een hedendaags lezerspubliek. Je moet er voor zorgen dat je lezer de overstap tussen heden en verleden kan maken, en soms vraagt dat om accenten van uitleg. Dat is cultuur in de breedste zin van het woord. Het leven van alledag, transportmiddelen, wat we aten en he we dat kookten, hoe we omgingen met de dood etc. En dat maakt dit boek anno 2012 z0 interessant. Een verhaal dat speelt in 1813, geschreven in 1913 (met het honderdjarig pespectief van toen) en nu (ja ik schaam me er niet voor, met veel plezier herlezen in 2012.

Het boek eindigt met de verjaging van de Fransen en de komst van onze eerste Oranje koning. In het verhaal speelt onder andere van Hogendorp een rol, een van de basisleggers van het hedendaagse Nederland. De andere zijn Van der Duyn en van Limburg Stirum. Het boek verhaalt van een vissersfamilie in de buurt van Kattik (Katwijk) en speelt deels aan zee, in de duinen, in Den Haag, in Amsterdam en daar tussen in. De Fransen hebben als regel gesteld dat de vissersboten voor donker weer in de haven terug moeten zijn (om smokkel met de Engelsen te voorkomen).  Daarmee ligt de vloot grotendeels stil, voor de kust is niet veel te halen. Armoe troef tenzij je er in slaagt koffie en tabak te smokkelen vanaf Engelse vaartuigen dicht onder de kust. Het vissersgezin bestaat uit vader, moeder en twee zoons en als vader en oudste zoon betrapt worden nog slechts uit moeder, die het allemaal niet meer kan verkroppen en de jongste zoon die zich gaandeweg als koerier inzet. Nederlanders in een door de Fransen bezet Nederland op weg naar de vrijheid en naar ons Nederland van alledag.

Volgend jaar november 2013 is het weer zo ver. Iedere 50 jaar herdenken we 1813. Volgend jaar zal Prins Willem-Alexander (of Koning Willem, wie zal het zeggen) op zijn beurt landen op Scheveningen zoals Willem Frederik 200 jaar eerder dat als eerste deed. Het is dus een prima voorbereidingsmoment voor scholen en geinteresseerden om ons eens diep in te graven in het leven van alledag toen. En dat kan prima met “De Duinheks”.  Nog volop tweedehands verkrijgbaar, voor wie kan googlen en wellicht is er een uitgever die met een (ongewijzigde) heruitgave wil komen. Een echte aanrader of in termen van 1813 “ene egte aenrader”.

Om het verhaal af te maken, ik ben uiteindelijk zelf afgereisd naar Rotterdam Centraal om moeder te ontzetten. Een feestelijke dag die niet feestelijk was, nooit meer opnieuw gedaan kan worden. Maar laten we niet terugkijken naar 2005 maar naar 1813 en vooruit naar 2013.