Gele rijders, pech bestrijders

20 apr 2008, 15:43

Het voor mijn verjaardag gekregen boekje “broodje aap” bevat veel verhalen die ik in een andere vorm al jaren geleden ben tegengekomen of zelfs regelmatig bij Mythbusters voorbij zie komen. Ook bevat het zogenaamde emailhoaxes die ik helaas de laatste tijd regelmatig mocht ontvangen. Zouden de verstuurders werkelijk denken dat het hier om waarheid gaat, in plaats van een puberale grap? In dit licht moest ik denken aan een geschiedenis die mijzelf is overkomen. Een garantie kan ik geven, het is waar gebeurd.

We schrijven eind 1997. Samen met mijn technische medewerker (M.) hadden we een Microsoft conventie in het Congresgebouw in Den Haag bijgewoond. Op het eind van de tweede dag gingen we huiswaarts in de even tot bedrijfswagen omgetoverde Opel Omega. Een voorspoedige reis tot voorbij Breda, maar de grote verassing kwam bij de afslag Eindhoven op de A16, de lange bocht naar de zuidelijke rondweg bij Breda. Net de bocht uitkomend zag ik in mijn achteruitkijkspiegel vreemde witte wolken achter de auto. Een hulpvaardig vrachtwagenchauffeur hanteerde zijn stoomfluit om mij er op te attenderen dat er iets niet goed was, maar dat had ik zelf ook al in de smiezen en zo schoven we al dampend de vluchtstrook op. Dat is voorwaar geen pretje als het donker is en druk op de weg. Motorkap open en aan de stoom en damp kon je wel merken dat de koeling het had begeven.

Nog maar even wachten en toen de vuldop van de radiator afgedraaid. Zo leeg als maar kan zijn. In mijn kofferbak lag weinig dat ons van dienst kon zijn. Een lege fles ruitensproeiervocht, twee tassen met overnachtingsspul, een krik en een kruissleutel. Daarmee was het wel bekeken. Koeling is belangrijk, had ik wel geleerd van een bevriende automonteur. Zo belangrijk dat je beter slootwater kon gebruiken dan niets.
Dat kwam weer bij mij boven en dus verdween ik met de lege fles over de vangrail het talud af, op zoek naar een sloot. De sloot was snel gevonden maar tot mijn verdriet was de sloot zo droog als de Sahara, nergens een lichtje van een boerderij, nergens een natte sloot te bekennen, dus begon ik aan mijn terugtocht langs het talud weer omhoog.

Halverwege de helling had de kou en tegenzin mij zodanig te pakken dat ik eigenlijk een boompje moest tegenkomen om mijn blaas eens even goed te ledigen. Helaas stond er geen boompje en dus maar halverwege het talud de rits geopend. Met in de ene hand de fles en in de andere hand iets anders kreeg ik ineens een lumineus idee. Per slot bestond het meeste toch uit water en voor ik het zelf goed wist belandde het grootste deel van mijn overtollige goudgele lichaamsvocht in de ruitensproeierfles. Eenmaal weer boven op het talud en weer aan de andere kant van de vangrail vroeg M. of ik water had gevonden. Zoiets, vertrouwde ik hem toe, de sloot was droog en langzaamaan vertelde ik van mijn idee.

Het stond hem helemaal niet aan. Een bijdrage, goed voor weer enkele kilometers kon ik ook al niet verwachten. Dus vulde ik met mijn bescheiden halve liter pis de radiateur. Of het genoeg zou zijn wist ik niet, Er was wel een pomp in de buurt maar hoeveel kilometers ons nog scheidden, geen idee. Om zo veel mogelijk koeling te hebben zetten we de ramen open en de aanjager en kachel op de hoogste stand. Rijden met die hap. De eerste honderden meters ging het prima, maar met het toenemen van de motortemperatuur kwamen er steeds onbestemder geuren uit de kachel vandaan. Hetgeen ondanks het penetrante aroma toch leidde tot enig gegiechel.

Afijn een paar honderd meter verder was de temperatuur alweer zodanig opgelopen dat ik de motor uit zette en in zijn vrij op de vluchtstrook zoveel mogelijk meters maakte. In de verte doken de lichten op van een benzinestation. Onze redding! De laatste meters hebben we nog moeten duwen maar veilig stonden we wel. M. vroeg of ik lid was van de Wegenwacht maar dat was niet het geval, al had ik mij nu zelf ontpopt als “gele rijder”. In het licht met de motorkap open kon je ook een grote scheur in de koelslang voelen. Goede tape was er echter in de shop niet verkrijgbaar. Een Nuts, een kopje koffie, een bloempje maar verder weinig dat ons kon helpen. Water was er wel maar ja dat had zo geen nut. Gelukkig was M. zelf wel lid van de Wegenwacht. Onder het mom van jij rijdt, jij belt hebben we de Wegenwacht gebeld die inderdaad binnen afzienbare tijd bij ons was.

Geluk bij een ongeluk was het dat het een bekende van M. bleek. Zodoende het verhaal dat hij niet mocht helpen omdat er weinig geloof aan te hechten viel dat M. gereden zou hebben. Ik offerde een kop koffie die in dank werd aangenomen en de brave man besloot ons voor deze ene keer maar te helpen. Met de kop koffie in de ene hand begon hij met de andere hand de dop van de radiator er af te draaien. Vervolgens roerde hij met zijn vinger flink in het gat en meldde dat er geen druppel water in zat. Neen, ricocheerde ik, hij heeft last van “nierstenen”. M. dook weg achter de LPG pomp en aan zijn schouders en tranende ogen te zien moest hij wel enorme pret hebben.

Om een lang verhaal kort te maken met een rubber plakker, solutie en wat tape heeft de man van de Wegenwacht goed werk gedaan en konden wij snel onze weg weer vervolgen. Zeven uur thuis ging niet meer, werd uiteindelijk halfelf of zo. Maar we hadden het weer gehaald. Na enkele weken rondrijden met de plakker heb ik de slang uiteindelijk nog vervangen. Mocht de man van de Wegenwacht dit lezen, ik ben je nog steeds dankbaar…..en achter in mijn auto ligt sindsdien altijd een fles water.

Comments are closed.